Venice Marathon, 23 Ottobre 2016
Verslag van Léon Mutsaers
Venetië. De stad van het water en de bruggen. Wie kent het niet? Als ik er rondloop, verbaas ik me over de ongelooflijke drukte. Steegjes puilen uit van toeristen. Het San Marco plein is bezaaid met do-it-yourself fotografen. Meeuwen en duiven scheren over je hoofd. Op het water is het evenmin rustig. Hoe kan hier in vredesnaam een marathon worden gelopen? Je kunt immers moeilijk alle toeristen naar huis sturen. Ik zie wel sporen van voorbereiding. Zo zijn de bruggen al geprepareerd met planken. Maar het is ook duidelijk nog niet klaar. Er moet nog flink gewerkt worden. Het is al dertig keer eerder gelukt, dus ik vertrouw erop dat het voor zondag ook wel goed zal komen.
Ik had een fraai zolderappartement geboekt in de stad Mestre, gelegen op het vasteland tegenover Venetië. Een levendige stad met kennelijk het grootste park van Europa. Een mooi hardloopgebied, die ik vrijdagmiddag even verkende om wat los te lopen en mijn spieren te checken. Ik had namelijk een week eerder een lichte blessure opgelopen. Ik was op weg naar Londen. Door de afsluiting van de Merwedebrug bij Dordrecht was het een drukte van jewelste richting Schiphol. Ik dreigde mijn vliegtuig te missen, dus eenmaal de auto geparkeerd moest ik met gezwinde spoed naar de gate. Zo Easy ging dat niet, Jet. Zonder hardloopschoenen op die gladde marmeren vloeren moet de oorzaak zijn geweest dat ik maandagavond voor de marathon op de pijnbank bij de fysio lag. Ik had geen keus. Ik ga niet zomaar 5 maanden voorbereiding in de prullenbak gooien. Dus alles uit de kast halen en hup... dry (3) needles in mijn rechterbil. Héérlijk. De rest van de week heb ik in mijn bilspier zitten knijpen. Dat was niet om te checken of ik droomde. Het voelde ongewoon. Het verkenningsloopje door het park gaf gelukkig geen reden tot grote bezorgdheid.
Op zondag ging de wekker haast een uur eerder dan gepland uit. Nee, geen wedstrijdspanning. Gewoon klaarwakker. Ik had me de afgelopen week nauwelijks ingespannen, dus moe was ik allerminst. En normaal ga ik nooit rond half elf naar bed. Dus vanaf kwart over 5 kon ik de eerste appjes al terugsturen naar Jan en alleman onder het genot van een goed ontbijt: yoghurt met aardbeienjam, banaan en suiker, een geroosterd boterhammetje met honing, ontbijtkoek met rozijntjes, thee, melk, ranja. Ondertussen heb ik ook mijn CamelBak met ¾ liter ranja voor de wedstrijd klaargemaakt met aan weerszijde 2 sneetjes van diezelfde ontbijtkoek. Tot slot nog een flesje ranja voor als we ter plaatse zijn bij de start met optioneel een krentenbol en banaan. Normaal zou ik hier met gemak twee dagen van kunnen ontbijten. Aan vocht en energie in ieder geval geen gebrek. Want dan heb ik het nog niet gehad over mijn eigen gemaakte tortellini soep en wrap met kip, honing en rucola daags tevoren. En niet te vergeten de penne alli scampi aan de kade van Venetië als lunch.
Rond 6:45 verliet ik stilletjes mijn appartement voor een wandelingetje van anderhalve kilometer naar het station. Daar vertrok vanaf 7:10 de eerste bus naar de start in het plaatsje Stra bij Padua. Ik moest even aan de Valkenloop denken. Als slachtvee propte ik mezelf in een bus om bij de start te geraken. Door de aangeslagen ruiten heen herkende ik het riviertje van Google Maps waarlangs de voetreis naar Venetië ging. Er kwam alleen geen eind aan die rivier. Mijn linkeroor begon te suizen van het Italiaanse vrouwengekwebbel. Ik werd wat weeïg van het gewiebel in de bus en van de zweetlucht om me heen. Mijn ontbijt was nog niet helemaal verwerkt. En de bus bleef maar doorrijden. Een marathon is best lang. Als hij nu niet gauw stopt, ga ik ter plekke overgeven. Een raampje was niet binnen bereik. Ik had alleen een plastic tas met droge kleren voor de terugreis.
Rond 8:00 kon het vee de bus verlaten. Nog ruim anderhalf uur te gaan. Als eerste heb ik mijn flesje maar meteen leeggedronken. In de bus was daar geen ruimte voor. De krentenbol en banaan liet ik onder in de zak. De Italiaanse regie was verder strak gepland: uiterlijk 8:55 de zak met kleren in de vrachtwagen, uiterlijk 9:15 in het startvak (zo niet, achter aansluiten) en 9:40 de start. Wat doe ik al die tijd? Hoe moet de warming up? Eerst maar eens op zoek naar de wc’s. Enorm veel Dixi’s met even zoveel rijen. In Nederland hoef ik nooit naar een Dixi, want thuis is het veel comfortabeler boodschappen doen. Een kwartier later besef ik dat voor een volgende keer zelf wc-papier meenemen geen slecht advies is.
Ik ontdekte dat er tot mijn verbazing géén wc’s in de startvakken waren. Eenmaal de zak met kleding keurig op tijd ingeleverd, benutte ik de tijd voor een extra Dixi bezoekje om de blaas te legen. Tevergeefs, er was onvoldoende druk. Dan maar startvak geel in voordat het te laat is. Gelukkig was er wel ruimte om een beetje los te lopen. Het weer is prima. Droog, bewolkt, beetje wind, en nog fris getuige de kippenvel op mijn benen. Ondertussen was mijn telefoon driftig aan het trillen en gillen. Het gaf de nodige afleiding. Alle successen en aanmoedigingen probeerde ik nog een vriendelijke ontvangstbevestiging te geven. Geen tijd om zenuwachtig te worden. Potverdorie, de druk in de blaas begon te komen. Wel een logische, maar geen handige zaak in deze omstandigheid. Ik besloot het voorbeeld van anderen maar te volgen en over de vangrail te springen voor een laatste poging. Maar door de kou wilde het niet lukken en ondertussen zag ik over mijn schouder dat het startvak achter me mocht opschuiven. Dus onverrichter zake ben ik snel teruggekeerd. Een ouderwetse drone (lees: helikopter) vloog inmiddels driftig over het startgebied heen. De omroeper stond van alles te verkondigen. Het Italiaanse volkslied herkende ik wel. Ik was nog een fotootje aan het appen naar het thuisfront toen het startschot ging. Ciao, andiamo! Ik moet er nu echt vandoor.
Ik stond ongeveer 50 meter achter de groene ballonnen voor 3:20. Een kwartier geleden had ik mijn strijdplan nog telefonisch doorgenomen met mijn vrouw. De eerste 30 kilometers ongeveer 4:45 min/km en dan zien we wel. “Weet je dat wel zeker, schatje?”, reageerde ze retorisch. Ik wist ook wel dat ik zojuist een leugentje had verteld. De groene ballonnen gaf ik geen schijn van kans. Maar de verwachtingen moest ik toch een beetje zien te temperen. Er waren er al genoeg die niet twijfelde aan de vorm waarin ik zou verkeren. Ondertussen was de karavaan aan het hobbelen. De eerste kilometer ging niet erg rap, maar geen probleem. De ballonnen zag ik in de verte snel kleiner worden. Ondertussen steeg het peil in mijn blaas. Ik voelde aan mijn water dat een pitstop onvermijdelijk was. Water naar de zee dragen heeft zeker in Venetië geen zin.
In de 5e kilometer na de start – het ritme begon een beetje te komen – stond ik stil naast een boom. Ik kon mijn reflex voor het stopzetten van de tijd onderdrukken. Op dat moment wenste ik dat Mother Nature de hedendaagse maatvoering voor een afvoerbuis had aangehouden. Dan kun je nog zo goed aan je buikspieren hebben gewerkt, toch duurt het gezeik een eeuwigheid. Jos Verstappen zou des duivels zijn. Verlost pakte ik snel het tempo weer op. De marathon kon na bijna 25 minuten echt beginnen.
Door de onvoorziene stop gingen de eerste 5 langzamer dan afgesproken met mijn vrouw. Maar er kwam meer ruimte op het parcours en de volgende 20 verliepen vlak en een tandje harder. In die fase liep ik met een kleine Italiaanse op. Zo eentje van het formaat Elly Liefrink. Die hebben ze in Italië legio, echt. We kwamen bij de meute plakkend achter de groene ballonnen terecht. Zoals wel vaker daar was er een hoge dichtheid van ledematen en dus wilde ik er snel voorbij. Met wat kunst- en vliegwerk over de stoepranden liet ik niet alleen de ballonnen, maar ook mijn loopmaatje ‘Elly’ achter me.
Halverwege werd het tijd voor hoofdrekenen. Tijdens de trainingen was dit altijd het moment om binnen de groep een slechtnieuwsgesprek aan te gaan. Ik verdubbelde de doorkomsttijd en kwam tot mijn schrik op een tijd uit waarvoor een loopmaatje van GVAC 2 weken terug in Eindhoven nog volop bewondering had gekregen (3:17:32). Ging ik te hard? Ik voelde me uitstekend. Het had amper moeite gekost. Ik begon voorzichtig te beseffen dat het weleens een fantastische dag kon worden.
Bij de 25 had ik een déjà vu. Ik kwam in het centrum van mijn verblijfplaats. Ik herkende de winkelstraten. Ik zag de ijssalon waar ik mezelf nog zou trakteren die avond. Er hing een lekker sfeertje. Het voelde een beetje als thuiskomen alleen stonden er geen bekenden achter de hekken. Het tempo ging vanzelf omhoog. Vanaf hier wist ik de route. Op weg naar het park praatte ik mezelf moed in: “Nog maar een uurtje knallen, muts. Knallen!” En het tempo ging geleidelijk naar 14 per uur.
Door het park heen rennend zag ik in de verte al de eindbestemming liggen in de zee. Bootjes dobberden links en rechts van de 4½ km kaarsrechte dijkweg. Een hel voor veel lopers, waar de man met de hamer deelde hier rake klappen uit. Niet bij mij. Ik was hem te snel af en kon lekker doordraven. Ik gooide mijn proviand aan de kant en dronk het laatste beetje ranja uit mijn CamelBak. Klaar voor 4 slotkilometers in Venetië zonder overbodige ballast. Want er moesten nog zo’n 14 bruggetjes getrotseerd worden, 14 keer Stratumseind in het kwadraat. Jeetje, wat een protest van mijn bovenbenen bij het aflopen. Gewoon doorgaan, tempo vasthouden, concentratie, rechtop blijven. Het werd tandenbijten eenmaal de brug over de Canal Grande gepasseerd. Met een verbeten gezicht rende ik over Piazza San Marco. Dit keer geen duiven voor mijn voeten. Wel regelmatig een ‘bravo Léon’. Ik kon er niet van genieten. Geen tijd, geen energie, opzij, ik wilde passeren. Nog één kilometer en een zestal bruggetjes. Steeds kwam ik daar verkeerd uit met mijn stappen. Het tempo zakte wel iets in. Logisch, dat mocht, ik had er vrede mee. De laatste brug ging in opperste concentratie. Nog even aanzetten, het lukte nog. Ik zag een klok de tijd wegtikken, maar het drong niet door. Het syndroom van Ruud Krug zou me niet te beurt vallen. En dan eindelijk met een vuist in de lucht ging ik over de streep. Stop de tijd. Ik staakte acuut het hardlopen.
Ik moest er even stil bij gaan staan. Tuurlijk, mijn hartslag moest dringend omlaag. Maar ik kon mijn ogen niet geloven... 3:12:45?! Terwijl ik stond uit te hijgen aan een stijger, kwam langzaam het besef. Niemand had dit verwacht, zelfs ik niet. Vol ongeloof waggelde ik door het uitloopvak. Terwijl ik een bekertje warme thee in ontvangst nam, kwam het eerste appje al binnen. Mijn eigen vrouw, wie anders. Alsof zij het had verwacht. Traantjes verraadden dat mijn stoutste verwachtingen ruimschoots overtroffen waren. Maar de EHBO’er kon dat niet weten. Si senora, tutti va bene! Tutti.